en toen ... en toen ... en toen ... De tijd verstrijkt. ‘Dat hebben we ten minste achter de rug ,’ zeggen wij,-‘maar wat hebben we niet allemaal nog voor de boeg?’ Volgens taalgebruik staan we met ons gezicht naar de toekomst, het verleden in onze rug, zo ervaren de meesten het ook. De toekomst ligt vóór hen, het verleden achter hen. Voor dynamische persoonlijkheden is het leven een schip, dat op ruwe zee met zijn boeg de golven van de toekomst doorklieft; voor passievere mensen eerder een vlot, dat op een rivier rustig meedrijft met de stroom. Met beide voorstelling is natuurlijk iets vreemds aan de hand, want als tijd een beweging is, dan moet zij zich in een tweede tijd bewegen, en zo ontstaat een oneindig aantal tijden.
Harry Mulisch in De Aanslag